Vraag 190. Wat bedoelt u daarmee dat Gods Zoon “onder de Wet” geworden is?
Antwoord: Gods Wet moest gedaan en vervuld zijn, omdat zij van God is. In het woord “onder de Wet” ligt uitgesproken, dat de Heere gekomen is in ons vlees en in onze zwakheid voor ons, terwijl wij, ofschoon tot de Wet verplicht omdat zij van God is, die Wet zo weinig doen, dat wij veeleer steeds aan het zichtbare de voorkeur geven. Aan dezelfde tweestrijd die juist daaruit in ons ontstaat, aan dezelfde strijd overgegeven was onze Heere hier, om nochtans - wat wij nooit hadden gekund - de wil Gods te doen. En dat heeft Hij gedaan, niet alleen opdat deze wil gedaan zij, maar ook opdat wij van deze tweestrijd verlost en ondanks de tweestrijd, op gelijke wijze in Hem de wil van God gedaan zouden hebben.
Vraag 191. Hoe heeft God door de geboorte van Christus de zonde uit het midden weggedaan?
Antwoord: Omdat onze Heere in het vlees kwam, kwam Hij in onze toestand; daardoor heeft Hij onze toestand van de zonde opgeheven. Want als de Tweede Adam werd Hij door God “zonde” gemaakt voor ons en zo heeft Hij, het Lam van God, de zonde van de wereld verzoend en weggenomen.
Johannes 1: 29: op de andere dag zag Johannes Jezus tot zich komen, en zei: Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt!
Vraag 192. Hoe heeft God door de geboorte van Christus de mens weer in gerechtigheid gesteld?
Antwoord. Omdat God juist Hem, die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde gemaakt heeft, heeft Hij het gedaan, opdat wij zouden gerechtvaardigd staan voor God in Hem. En zo verplaatste het komen van Christus in onze toestand, die zonde was, ons weer in de toestand in welke Adam oorspronkelijk was, van wie geschreven is: “de zoon van God.” Lucas 3: 38; 2 Kor. 5: 21.