O Jezusnaam, geen sterveling heeft
ooit zo’n naam bedacht,
waarin Gods heilige liefde leeft,
die alle leed verzacht.
Gij, het heil der ziel, in nare nood
of wilde jacht van lust,
Gij zijt voor haar het hemelbrood
en voor de moeien rust.
O naam, mijn rots, waarop ik bouw,
mijn schuilplaats en mijn schild,
mijn schrijn, die Gods oneindige trouw
steeds vult, genadig mild.
O Jezus, koning en profeet,
mijn priester, herder, Heer,
die waarheid, weg en leven heet,
mijn Heiland, U zij de eer!
Nog is mijn dienst van elke dag
vol falen en tekort,
tot, als ik U eens aanschouwen mag,
mijn lied eerst loflied wordt.
Zo draag mijn adem op elke wiek
de liefde, die Gij boodt,
en zij uw naam nog als muziek
nabij mij in de dood!