Blijf bij mij, Heer, want d’ avond is nabij.
De dag verduistert, Heere, blijf bij mij!
Als and’re hulp m’ ontbreekt, geluk m’ ontvliedt,
der hulpeloozen hulp, verlaat mij niet!
Weldra verloopt des levens kort getij,
vreugde verdoft, de glorie gaat voorbij.
Alles verzinkt, waar ik mij henen keer:
Gij houdt uw trouwe, o blijf bij mij, Heer!
’k Heb U altijd van node, dag en nacht,
slechts uw genâ verwint des bozen macht.
Wie kan als gij mijn gids en sterkte zijn?
Blijf bij mij, Heer’, in nacht en zonneschijn!
Geen vijand vrees ik, als Gij bij mij zijt,
tranen en leed zijn zonder bitterheid.
Waar is, o dood, uw schrik, graf, waar uw eer?
Meer dan verwinnaar blijf ik in den Hee’r.
Houd hoog Uw kruis voor mijn verdonk’rend oog,
Licht in den schemer, leid mij naar omhoog!
De morgen daagt, de schaduw gaat voorbij:
in dood en leven, Heer’, blijf mij nabij!