'Ja, David dorstte naar God, naar de levende God.' Aldus ds. W.L. Tukker in een meditatie in het Gereformeerd Weekblad in de jaren '70, over Psalm 42. 'God was voor hem geen woord, geen begrip, maar God was voor hem God—niet één levende God, maar dé levende God. God was daar, in die tabernakel, boven het verzoendeksel. David wist: „Daar woont Hij Zelf.” O, dat wist hij zo zeker. Dat had hij gevoeld. Dat had hij gehoord in het onderwijs van de priesters. Dat had hij gehoord wanneer zijn vader en moeder daarover spraken. Daar had hij als het ware Gods eigen stem gehoord. Daar had hij God, de levende God, ontmoet.'