De Heer kent al de Zijnen,
en wordt van hen gekend;
Hij hoedt hen als Zijn schapen,
aan Zijne trouw gewend.
Geen wordt Hem ooit ontnomen,
Hij is hun stok en staf;
Zij blijven steeds de Zijnen,
tot aan en over 't graf.
Zij blijven steeds de Zijnen,
tot aan en over 't graf.
Hij kent de schaar der Zijnen,
die Hem wel niet aanschouwt,
maar op de Ongeziene,
als zag zij Hem, vertrouwt.
Help ons, O Hemelvader!
Help ons tot dat geloof;
geef dat niets onze hope,
niets onze liefde roov'.
geef dat niets onze hope,
niets onze liefde roov'.
En breekt de dag der dagen,
de jongste dag eens aan,
als alle mensen samen
voor Uwe richtstoel staan,
plaats ons dan Heer genadig
aan Uwe rechterhand
want dan ook kent Gij d'Uwen
uit ieder volk en land.
want dan ook kent Gij d'Uwen
uit ieder volk en land.