Belofte
Abraham moest leren leven met de belofte alleen. Al het andere werd hem uit handen genomen. Noach moest het doen met Gods woord en voorzegging, ook al was niets daarvan zichtbaar in het landschap of de wereld om hem heen. Henoch wandelde met God, in een wereld die in opstand leefde tegen de Heere. We leren blind op de Heere vertrouwen. Juist daar waar wij in onze vragen terneer zitten, wil de Heere ons ontmoeten. Schenkt Hij door Zijn Heilige Geest licht op ons pad, neemt Hij ons bij de hand, leidt Hij ons door Zijn Woord. De stokbewaarder was radeloos die nacht dat alle cellen opensprongen en hij niet wist hoe verder te moeten: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden?’ Paulus antwoordde hem eenvoudig: ‘Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.’ (Hand. 16: 31).
Onze liefde tot God neemt toe, naarmate de zekerheid van het geloof toeneemt. Zou ik Hem niet liefhebben, die mij zo liefhad? Nu mij zoveel vergeven is? De vrucht van het geloof is de liefde.
Zoekers worden vinders
‘De Heere is een beloner van degenen die Hem zoeken.’ Het geloof uit zich in drie gevolgen.
De Heere laat zich vinden. Hij is een beloner van het geloof. Hij is de Vergelder, de Loongever, zo legt de kanttekenaar bij de Statenvertaling uit: ‘Volbrenger van Zijn beloften in het belonen dergenen die Hem zoeken.‘ De gelovige leert leven bij Gods beloften. Niet de volbrenging van de wet, maar het geloof in Jezus Christus redt. Hij heeft immers de wet volkomen volbracht en Zijn bloed vergoten tot verzoening voor de schuld.