Lied
Jezus, zie mij aan Uw voet;
Niets dan Uw bloed kan redden.
Geef mij rust voor ’t bang gemoed:
Niets dan Uw bloed kan redden.
Neen, neen, niets breng ik, o Heer’!
Maar in ’t geloof klem ik mij
Aan Uw kruis, o Lam van God!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Zie mij, vol van schuld en smart!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Geef Uw vrede mij in ’t hart,
Niets dan Uw bloed kan redden.
Neen, neen, niets breng ik, o Heer’!
Maar in ’t geloof klem ik mij
Aan Uw kruis, o Lam van God!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Duister was mijn bang verleên;
Niets dan Uw bloed kan redden.
Laat, o laat mij niet alleen!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Neen, neen, niets breng ik, o Heer’!
Maar in ’t geloof klem ik mij
Aan Uw kruis, o Lam van God!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Zoals 'k ben, kom ik tot U;
Niets dan Uw bloed kan redden.
Heiland, hoor mij smeken nu!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Neen, neen, niets breng ik, o Heer’!
Maar in ’t geloof klem ik mij
Aan Uw kruis, o Lam van God!
Niets dan Uw bloed kan redden.
5 Eigen pogen baat mij niet;
Niets dan Uw bloed kan redden.
Anders niets, dat redding biedt:
Niets dan Uw bloed kan redden.
Neen, neen, niets breng ik, o Heer’!
Maar in ’t geloof klem ik mij
Aan Uw kruis, o Lam van God!
Niets dan Uw bloed kan redden.
’k Werp me op Uw genade. Heer’!
Niets dan Uw bloed kan redden.
Geef mijn ziel het leven weer!
Niets dan Uw bloed kan redden.