Als ik het wond’re kruis aanschouw,
waar Christus stierf, die ’t al volbracht,
dan voel ik, hoe ‘k mijn trots berouw
en ’t rijkst gewin slechts schade acht.
Verbied mij dan elk pralend woord
voor al wat niet uw kruis is, Heer,
en laat mij, wat m’ op aard bekoort,
ten offer leggen voor U neer!
Te klein is ’t offer, dat ik bood,
al waar’ al ’t goed der aard’ mijn deel.
Uw wond’re liefde, godd’lijk groot,
eist alles, ja mijzelf geheel.
Lof Hem, die door zijn kruis en dood
Genâ voor zondaars heeft bereid!
Lof Hem en zijne liefde groot,
alom en tot in eeuwigheid!