LES 184
De Naam van God is mijn erfgoed.
Je leeft aan de hand van symbolen. Je hebt namen bedacht voor alles wat jij ziet. Elk ding wordt een afzonderlijke entiteit, die jij identificeert met behulp van zijn eigen naam. Daarmee houw je het uit de eenheid los. Daarmee markeer je zijn bijzondere kenmerken en zonder je het van andere dingen af door de ruimte eromheen te benadrukken. Deze ruimte zet jij tussen alle dingen die je elk van een andere naam voorziet, alle gebeurtenissen die je uitdrukt in termen van plaats en tijd, alle lichamen die je met een naam begroet.
Deze ruimte die je ziet als iets dat alle dingen uit elkaar houdt, is de manier waarop de waarneming van de wereld wordt verkregen. Je ziet iets waar niets is, en ziet tegelijk niets waar eenheid is: een ruimte tussen alle dingen, tussen alle dingen en jou. Zo denk je dat je in afscheiding leven hebt geschonken. Door deze splitsing denk je dat daarmee vaststaat dat jij een eenheid bent die functioneert met een onafhankelijke wil.
Wat zijn toch deze namen waardoor de wereld een reeks wordt van onsamenhangende gebeurtenissen, van onverenigde dingen, van lichamen die apart worden gehouden en die elk een stukje denkgeest als een afzonderlijk bewustzijn bevatten? Jij hebt ze deze namen gegeven en bracht waarneming tot stand zoals jij wenste dat waarneming was. Het naamloze werd naam gegeven en zo werd er ook werkelijkheid aan verleend. Want wat benoemd wordt krijgt betekenis en zal vervolgens als betekenisvol worden gezien: een oorzaak van een werkelijk gevolg, met consequenties die daar inherent aan zijn.
Zo wordt er werkelijkheid gemaakt door een deelvisie, die doelbewust tegenover de gegeven waarheid wordt geplaatst. Haar vijand is heelheid. Ze maakt zich een voorstelling van futiliteiten en kijkt ernaar. En een ontbreken van ruimte, een gevoel van eenheid of een visie die anders ziet, worden de bedreigingen die zij moet overwinnen, bestrijden en ontkennen.
Toch blijft deze andere visie nog steeds een natuurlijke richting waarin de denkgeest zijn waarneming kanaliseren kan. Het is moeilijk om de denkgeest duizenden en nog eens duizenden vreemde namen aan te leren. Toch geloof je dat dit het is wat leren inhoudt, dat dit zijn ene wezenlijke doel is, waarmee communicatie wordt bereikt en begrippen zinvol met anderen kunnen worden gedeeld.
Dit is het totaal van het erfgoed dat de wereld schenkt. En ieder die leert denken dat dit zo is, aanvaardt de tekens en symbolen die bevestigen dat de wereld werkelijk is. Dat is waarvoor ze staan. Ze laten er geen twijfel over bestaan dat wat benoemd is, er is. Het kan worden gezien zoals het is geanticipeerd. Wat ontkent dat het waar is, is maar een illusie, want het is de ultieme werkelijkheid. Eraan twijfelen is dwaasheid, de aanwezigheid ervan aanvaarden is een bewijs van gezond verstand.
Dat is wat de wereld jou leert. Het is een leerfase waar ieder die komt doorheen moet gaan. Maar hoe eerder hij ziet waarop die berust, hoe twijfelachtig de uitgangspunten ervan zijn en hoe dubieus de resultaten, des te eerder hij de effecten ervan in twijfel trekt. Een leerproces dat eindigt met wat de wereld pleegt te onderwijzen, eindigt zonder betekenis. Wanneer het zijn juiste plaats inneemt, dient het slechts als startpunt vanwaaruit een ander soort leren beginnen kan, een nieuwe waarneming kan worden verworven en alle willekeurige namen die de wereld geeft kunnen worden teruggehaald, nu zij in twijfel worden getrokken.
Denk niet dat jij de wereld hebt gemaakt. Illusies, jazeker! Maar wat op aarde en in de Hemel waar is, ligt buiten het bereik van jouw naamgeving. Wanneer jij een beroep doet op een broeder, is het zijn lichaam waartoe je een verzoek richt. Zijn ware Identiteit is voor jou verborgen door wat jij gelooft dat hij werkelijk is. Zijn lichaam reageert op hoe jij hem noemt, want zijn denkgeest stemt erin toe de naam die jij hem geeft als de zijne te aanvaarden. En zo wordt zijn eenheid tweemaal ontkend, want jij ziet hem als afgescheiden van jou en hij accepteert deze afzonderlijke naam als de zijne.
Vader, onze Naam is de Uwe. In Uw Naam zijn we verenigd met al wat leeft en met U, die hun ene Schepper bent. Wat wij gemaakt hebben en bij vele verschillende namen noemen, is slechts een schaduw die we probeerden te werpen over Uw eigen werkelijkheid. En we zijn blij en dankbaar dat we ongelijk hadden. Al onze vergissingen geven we aan U, om vrijgesproken te worden van alle gevolgen die onze fouten leken te hebben. En we aanvaarden in de plaats van elk daarvan de waarheid die U schenkt. Uw Naam is onze verlossing en ontsnapping uit wat wij hebben gemaakt. Uw Naam verenigt ons in de eenheid die ons erfgoed en onze vrede is. Amen.