Klassen behulpzaam? Overweeg dan een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer
LES 8
Mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Dit idee is natuurlijk de reden waarom jij alleen maar het verleden ziet. Niemand ziet werkelijk iets. Hij ziet alleen zijn naar buiten geprojecteerde gedachten. Het feit dat je denkgeest steeds bezig is met het verleden, is de oorzaak van de verkeerde opvatting van tijd waaronder jouw zien lijdt. Je denkgeest kan het heden, de enige tijd die er is, niet vatten. Hij kan daarom tijd niet begrijpen, en kan in feite in het geheel niets begrijpen.
De enige volledig ware gedachte die men over het verleden kan hebben is dat het niet hier is. Er alleen al over denken is daarom denken over illusies. Zeer weinigen hebben ingezien wat het werkelijk inhoudt zich een voorstelling van het verleden te maken of vooruit te lopen op de toekomst. Wanneer de denkgeest dit doet, is hij in feite blanco, omdat hij in wezen niet over iets aan het denken is.
Het doel van de oefeningen van vandaag is een begin te maken je denkgeest erin te trainen om op te merken wanneer hij in wezen helemaal niet aan het denken is. Zolang gedachteloze ideeën beslag leggen op je denkgeest, wordt de waarheid geblokkeerd. Erkennen dat je denkgeest slechts blanco is geweest, in plaats van te geloven dat hij met werkelijke ideeën is gevuld, is de eerste stap om de weg naar visie te openen.
De oefeningen van vandaag moeten met gesloten ogen worden uitgevoerd. Dit heeft als reden dat je eigenlijk niets kunt zien en het zo makkelijker is in te zien dat je niets ziet, hoe levendig je ook een voorstelling van een gedachte maakt. Onderzoek je denkgeest, de gebruikelijke minuut lang, met zo min mogelijk investering van jouw kant en registreer eenvoudig de gedachten die je daar aantreft. Benoem elk naar de hoofdpersoon of het hoofdthema dat erin voorkomt, en ga dan over op de volgende. Leid de oefenperiode in door te zeggen:
Ik schijn te denken aan _________.
Benoem dan elk van je gedachten concreet, bijvoorbeeld:
Ik schijn te denken aan [naam van een persoon], aan [naam van een voorwerp], aan [naam van een emotie],
enzovoort, en sluit de periode van gedachtenonderzoek ten slotte af met:
Maar mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Dit kan vandaag vier of vijf keer worden gedaan, tenzij je merkt dat het je irriteert. Als je het lastig vindt, is drie of vier keer voldoende. Maar misschien merk je dat het helpt om je irritatie, of elke andere emotie die het idee van vandaag bij je oproept, in het gedachtenonderzoek zelf op te nemen.