IV. Het licht dat je brengt
1. Denkgeesten die met elkaar verbonden zijn en dit ook beseffen, kunnen geen schuld voelen. Ze kunnen namelijk niet aanvallen, en verheugen zich erover dat dit zo is, want ze zien hun veiligheid in dit gelukkige feit. Hun vreugde ligt in de onschuld die ze zien. En zo gaan ze ernaar op zoek, want het is hun bedoeling die te zien en zich te verheugen. Ieder zoekt naar wat hem vreugde zal brengen, zoals hij die definieert. Het is niet het doel als zodanig dat varieert. Maar het is de manier waarop het doel wordt gezien, die de keuze van het middel onvermijdelijk maakt en buiten alle hoop op verandering plaatst, tenzij het doel veranderd wordt. En dan wordt het middel opnieuw gekozen, wanneer datgene wat vreugde brengt op een andere manier wordt gedefinieerd en op een andere wijze wordt gezocht.
2. De grondwet van alle waarneming zou dus als volgt kunnen worden geformuleerd: ‘Je zult je verheugen in wat je ziet, omdat je het ziet om je erin te verheugen.’ En zolang je denkt dat lijden en zonde jou vreugde zullen brengen, zolang zullen ze voor jou te zien zijn. Niets is schadelijk of weldadig los van wat jij wenst. Het is jouw wens die het maakt tot wat het in zijn uitwerking op jou is. En wel omdat jij dit als middel hebt gekozen om diezelfde uitwerking te bereiken, in de overtuiging dat dit de brenger is van vreugde en blijdschap. Zelfs in de Hemel geldt deze wet. De Zoon van God schept om zichzelf vreugde te verschaffen, en heeft in zijn eigen schepping zijn Vaders doel met Hem gemeen, opdat zijn vreugde zou toenemen, en die van God samen met de zijne.
3. Jij, maker van een wereld die niet het geval is: vind rust en troost in een andere wereld waar vrede heerst. Deze wereld breng je met je mee naar al de matte ogen en vermoeide harten die naar zonde kijken en slaan op de maat van haar droeve refrein. Van jou uit kan hun rust komen. Van jou uit kan een wereld ontstaan waarvan de aanblik hen verheugen zal, en waar hun harten zich zullen verblijden. In jou is een visie die zich tot hen allen uitbreidt, en hen in zachtmoedigheid en in licht hult. En in deze wijder wordende wereld van licht wordt het duister dat ze dachten dat er was, weggeschoven tot het slechts een schaduw in de verte is, ver weg, snel vergeten wanneer de zon die wegschijnt tot niets. En al hun ‘kwade’ gedachten en hun ‘zondige’ hoop, hun dromen van schuld en genadeloze wraak, en elke wens om te kwetsen, te doden en te sterven, zullen als sneeuw verdwijnen voor de zon die jij brengt.
4. Wil jij dit niet doen omwille van de Liefde van God? En voor jezelf? Want bedenk eens wat dit voor jou zou betekenen. Je ‘kwade’ gedachten die jou nu kwellen, zullen steeds meer op een afstand en ver weg van jou lijken. En ze gaan almaar verder en verder weg, want de zon in jou is opgekomen, zodat ze worden weggeschoven in het zicht van het licht. Ze hangen nog een tijdje rond, een korte tijd, in verwrongen vormen, te ver weg om te worden herkend, en verdwijnen dan voorgoed. En je zult vredig, onschuldig en volkomen onbevreesd in het zonlicht staan. En van jou uit zal de rust die jij gevonden hebt zich uitbreiden, zodat jouw vrede nooit kan wegvallen en je achterlaten zonder thuis. Zij die iedereen vrede bieden, hebben een thuis in de Hemel gevonden dat de wereld niet vernietigen kan. Want het is groot genoeg om de wereld in zijn vrede te omvatten.
5. In jou bevindt zich heel de Hemel.* Elk blad dat valt krijgt leven in jou. Elke vogel die ooit zong zal in jou weer zingen. En elke bloem die ooit gebloeid heeft, heeft zijn geur en lieflijkheid voor jou bewaard. Welk doel kan de Wil van God en van Zijn Zoon verdringen dat de Hemel teruggegeven wordt aan hem voor wie deze werd geschapen als zijn enige thuis? Niets ervoor en niets erna. Geen andere plaats, geen andere toestand of tijd. Niets eraan voorbij en niets dichterbij. Niets anders. In geen enkele vorm. Dit kun jij brengen aan heel de wereld en aan alle gedachten die erin zijn binnengegaan en een tijdje het spoor bijster waren. Hoe zouden je eigen vergissingen beter naar de waarheid kunnen worden gebracht dan door jouw bereidwilligheid om het licht van de Hemel met je mee te brengen, wanneer jij voorbij de wereld der duisternis het licht binnengaat?