V. Zelf concept tegenover Zelf
1. Het leren-in-de-wereld stoelt op een zelfconcept dat is aangepast aan de wereldse realiteit. Het past haar goed. Want dit is een beeld dat geschikt is voor een wereld van schaduwen en illusies. Hier is het thuis, waar het één geheel is met wat het ziet. Het opbouwen van een zelfconcept is dat waartoe het leren-in-de-wereld dient. Dit is het doel: dat je zonder zelf komt, en er gaandeweg een maakt. En tegen de tijd dat je tot ‘rijpheid’ komt, heb je het vervolmaakt, om de wereld op gelijke voet tegemoet te treden, op één lijn met haar eisen.
2. Een zelfconcept wordt door jou gemaakt. Het vertoont niet de minste gelijkenis met jouzelf. Het is een afgod, gemaakt om de plaats van jouw werkelijkheid als Zoon van God in te nemen. Het zelfconcept dat de wereld wil onderwijzen, is niet wat het lijkt. Want het is gemaakt om twee doelen te dienen, waarvan de denkgeest er slechts één herkennen kan. Het eerste vertoont het gezicht van de onschuld, het aspect waarnaar gehandeld wordt. Dit is het gezicht dat glimlacht en bekoort en zelfs lijkt lief te hebben. Het zoekt metgezellen en het kijkt, soms met meegevoel, naar lijden, en brengt af en toe vertroosting. Het gelooft dat het goed is te midden van een slechte wereld.
3. Dit aspect kan kwaad worden, want de wereld is verdorven en niet bij machte de liefde en beschutting te bieden die de onschuld verdient. En dus is dit gezicht vaak nat van tranen om het onrecht dat de wereld hun aandoet die edelmoedig en goed willen zijn. Dit aspect gaat nooit als eerste in de aanval. Maar iedere dag plegen honderden kleinigheden nietige aanslagen op zijn onschuld, wekken zijn irritatie, en zetten het tenslotte aan tot openlijke belediging en geweld.
4. Het gezicht van de onschuld, dat door het zelfconcept zo trots wordt vertoond, kan een aanval als zelfverdediging wel gedogen, want is het geen welbekend feit dat de wereld ruw omspringt met weerloze onschuld? Niemand die een beeld van zichzelf maakt laat dit gezicht achterwege, want hij heeft het nodig. De andere kant wil hij niet zien. Maar hier heeft juist het leren-in-de-wereld zijn zinnen op gezet, want hier wordt de wereldse ‘realiteit’ vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de afgod blijft voortbestaan.
5. Onder het gezicht van de onschuld gaat een les schuil, en om die te onderwijzen werd het zelfconcept gemaakt. Het betreft een les in een verschrikkelijke verschuiving, en een angst zo verwoestend, dat het gezicht dat erboven glimlacht zich er voor altijd van afwenden moet, wil het niet het verraad zien dat erdoor wordt verhuld. De les onderwijst dit: ‘Ik ben het ding dat jij van mij gemaakt hebt, en als je naar mij kijkt, ben jij veroordeeld, op grond van wat ik ben.’ Naar deze opvatting van het zelf glimlacht de wereld goedkeurend, want die garandeert dat de wegen van de wereld veilig behouden blijven, en dat zij die ze bewandelen, niet kunnen ontsnappen.
6. Dit is de centrale les die garandeert dat jouw broeder voor eeuwig is veroordeeld. Want wat jij bent, is nu zijn zonde geworden. Hiervoor is geen vergeving mogelijk. Wat hij doet, maakt niet meer uit, want je beschuldigende vinger wijst naar hem, priemend en dodelijk. Hij wijst evengoed naar jou, maar dit wordt onder het gezicht van de onschuld nog dieper in nevelen gehuld. En in die verborgen krochten worden al zijn zonden en die van jou instandgehouden en in het donker bewaard, waar ze niet als vergissingen kunnen worden gezien, hetgeen het licht stellig zou openbaren. Jou kan geen verwijt treffen voor wat jij bent, en evenmin kun jij de dingen veranderen die het jou laat doen. Jouw broeder is dan ook het symbool van je zonden voor jou, jij die weliswaar stilzwijgend maar toch met een niet aflatende drang je broeder nog steeds veroordeelt voor het gehate ding dat jij bent.
7. Concepten worden aangeleerd. Ze zijn niet natuurlijk. Los van het leerproces bestaan ze niet. Ze worden niet gegeven, dus moeten ze zijn gemaakt. Niet één is waar, en vele komen voort uit koortsachtige verbeeldingen, verhit van haat en van de vervormingen die uit angst ontstaan. Wat is een concept anders dan een gedachte waaraan haar maker een eigen betekenis geeft? Concepten houden de wereld in stand. Maar ze kunnen niet worden aangewend om aan te tonen dat de wereld werkelijk is. Want ze zijn allemaal binnen de wereld gemaakt, zijn in haar schaduw geboren, groeien volgens haar gebruiken, en worden tenslotte in haar denken ‘rijp’. Het zijn denkbeelden van afgoden, geschilderd met de penselen van de wereld, die niet in staat zijn één enkel schilderij te vervaardigen dat de waarheid weergeeft.
8. Een zelfconcept heeft geen betekenis, want niemand hier kan zien waartoe het dient, en dus kan niemand zich een beeld vormen van wat het is. Toch is al wat onder leiding van de wereld wordt geleerd, begonnen en beëindigd met het ene oogmerk jou dit concept van jezelf te leren, opdat je ervoor zou kiezen de wetten van deze wereld te volgen en nooit zou proberen verder dan haar wegen te gaan, of je rekenschap te geven van de manier waarop jij jezelf ziet. Nu moet de Heilige Geest een manier vinden je te helpen inzien dat dit zelfconcept ongedaan moet worden gemaakt, wil jou enige innerlijke vrede worden gegeven. Ook kan het niet worden afgeleerd, behalve via lessen die erop zijn gericht jou te leren dat jij iets anders bent. Want anders zou jou worden gevraagd wat jij nu gelooft in te ruilen voor een totaal verlies van het zelf, en dan zou een nog grotere doodsangst in jou opkomen.
9. Daarom is de lesmethode van de Heilige Geest in makkelijke stappen opgebouwd, zodat wat werd geleerd niet vergruizeld wordt hoewel er soms enig ongemak en enige verontrusting optreedt maar het schijnbare bewijsmateriaal ervóór gewoon een nieuwe vertaling krijgt. Laten we dan eens nagaan welk bewijs er is dat jij bent wat jouw broeder van jou heeft gemaakt. Want zelfs al zie jij nog niet in dat je dit denkt, dan heb je stellig onderhand wel geleerd dat jij je gedraagt alsof dat wel zo is. Reageert hij in jouw plaats? En weet hij precies wat er te gebeuren staat? Kan hij soms jouw toekomst zien, en voor die komt verordenen wat jij in elke omstandigheid moet doen? Hij moet de wereld wel hebben gemaakt, en jou erbij, om over zo’n voorkennis te beschikken van wat nog komen moet.
10. Dat jij bent wat jouw broeder van jou gemaakt heeft, lijkt hoogst onwaarschijnlijk. En al had hij dat gedaan, wie heeft jou dan het gezicht van de onschuld gegeven? Is dat jouw bijdrage? Wie is dan die ‘jij’ die dat gemaakt heeft? En wie is dan door al jouw goedheid misleid, en valt die zo hevig aan? Laten we de dwaasheid van het hele concept vergeten, en slechts hieraan denken: wat jij denkt te zijn bestaat uit twee delen. Als jouw broeder het ene heeft voortgebracht, wie heeft dan het andere gemaakt? En voor wie moet er iets verborgen worden gehouden? Al was de wereld slecht, dan is het nog niet nodig datgene te verbergen waarvan jij bent gemaakt. Wie is er die het zou kunnen zien? En wat, behalve wat aangevallen wordt, heeft verdediging nodig?
11. Misschien is de reden waarom dit concept in het duister moet blijven, het feit dat in het licht jij degene bent die denkt dat het niet waar is. En wat zou er gebeuren met de wereld die jij ziet, als al haar steunpilaren werden weggehaald? Jouw concept van de wereld berust op dit concept van het zelf. En beide zouden verdwijnen, wanneer een van beide ooit in twijfel werd getrokken. De Heilige Geest probeert jou niet in paniek te storten. Daarom vraagt Hij slechts of er alleen een klein vraagje mag worden gesteld.
12. Er bestaan alternatieven voor datgene wat jij moet zijn. Je zou, bijvoorbeeld, datgene kunnen zijn waarvan jij verkiest dat je broeder het is. Dit schuift het zelfconcept weg van het volslagen passieve, en maakt op zijn minst plaats voor een actieve keuze en enige erkenning dat wisselwerking haar intrede moet hebben gedaan. Er is enig inzicht aanwezig dat jij voor jullie beiden hebt gekozen, en dat wat hij vertegenwoordigt de betekenis heeft die jij eraan hebt verleend. Het geeft ook blijk van enig zicht op de waarnemingswet dat wat jij ziet de staat van denken van de waarnemer weerspiegelt. Wie maakte echter als eerste een keuze? Als jij datgene bent waarvan jij verkoos dat je broeder het was, dan bestonden er alternatieven waaruit kon worden gekozen, en iemand moet eerst hebben beslist welk van beide hij kiest, en dan de andere loslaten.
13. Hoewel deze stap voordelen oplevert, komt die nog niet in de buurt van een fundamentele vraag. Iets moet aan deze zelfconcepten zijn voorafgegaan. En iets moet de leerweg hebben afgelegd die daartoe heeft geleid. Dit kan ook niet door een van beide zienswijzen worden uitgelegd. Het grote voordeel van een verschuiving van de eerste naar de tweede ligt hierin dat je op een of andere manier dankzij jouw beslissing deel hebt aan keuze. Maar deze winst gaat ten koste van een vrijwel gelijk verlies, want nu word jij aangeklaagd wegens schuld aan wat jouw broeder is. En jij moet zijn schuld wel delen, want jij koos die voor hem naar het evenbeeld van die van jou. Waar hij voordien als enige verraad pleegde, moet jij nu wel samen met hem veroordeeld zijn.
14. Het zelfconcept is altijd de voornaamste zorg van de wereld geweest. En iedereen gelooft dat hij het antwoord moet vinden op het raadsel dat hijzelf is. Verlossing kan worden gezien als niets meer dan de uitweg uit concepten. Ze houdt zich niet bezig met de inhoud van de denkgeest, maar met de eenvoudige vaststelling dat hij denkt. En wat denken kan heeft keuze en kan worden getoond dat verschillende gedachten verschillende consequenties hebben. En aldus kan het leren dat alles wat het denkt de diepe verwarring weerspiegelt die het voelt over hoe het werd gemaakt en wat het is. En vaag lijkt het zelfconcept antwoord te geven op wat het niet weet.
15. Zoek jouw Zelf niet in symbolen. Er is geen concept mogelijk dat kan staan voor wat jij bent.