VII. De consistentie van middel en doel
1. We hebben veel gezegd over de discrepantie tussen middel en doel, en hoe die op één lijn moeten worden gebracht, eer jouw heilige relatie jou louter vreugde kan brengen. Maar we hebben tevens gezegd dat het middel om aan het doel van de Heilige Geest te beantwoorden uit dezelfde Bron komt als Zijn doelstelling. Doordat deze cursus zo eenvoudig en direct is, heeft hij niets in zich dat niet consistent is. De schijnbare inconsistenties, of de delen die jij moeilijker vindt dan andere, zijn slechts een indicatie dat op bepaalde gebieden middel en doel nog steeds discrepantie vertonen. En dat heeft een sterk gevoel van onbehagen tot gevolg. Dit is niet nodig. Deze cursus vergt nagenoeg niets van jou. Het is onmogelijk je een cursus voor te stellen die zo weinig vraagt, of die meer te bieden heeft.
2. De periode van onbehagen die volgt als een relatie plotseling van zonde in heiligheid overgaat, is nu wellicht nagenoeg voorbij. In de mate waarin je dit toch nog ervaart, weiger je het middel over te laten aan Hem die het doel veranderd heeft. Je ziet in dat je het doel wenst. Ben je dan ook niet bereid het middel te aanvaarden? Als dat niet zo is, laten we dan erkennen dat jij inconsistent bent. Een doel wordt door een middel bereikt, en als je een doel wenst, dien je bereid te zijn het middel eveneens te willen. Hoe kan iemand nu oprecht zijn als hij zegt: ‘Ik wil niets liever dan dit, maar ik wil niet het middel leren om het te verkrijgen’?
3. Om het doel te bereiken, vraagt de Heilige Geest inderdaad weinig. Hij vraagt niet meer dan ook het middel te mogen geven. Het middel is ondergeschikt aan het doel. En wanneer je aarzelt, komt dit doordat het doel jou angst aanjaagt, niet het middel. Onthoud dit, want anders bega je de vergissing te geloven dat het middel moeilijk is. Maar hoe kan dat nu moeilijk zijn als het jou eenvoudig gegeven wordt? Het garandeert het doel, en is er volmaakt mee in overeenstemming. Bedenk wel, voor we het van wat dichterbij bekijken, dat als je denkt dat het onmogelijk is, dit betekent dat jouw verlangen om het doel te bereiken aan het wankelen is gebracht. Want als het mogelijk is een doel te bereiken, moet het middel om dit te doen eveneens mogelijk zijn.
4. Het is onmogelijk jouw broeder als zondeloos te zien en hem toch nog als lichaam te beschouwen. Stemt dit niet volmaakt overeen met het doel van heiligheid? Want heiligheid is niets anders dan het resultaat van het laten opheffen van de gevolgen van zonde, zodat wat altijd al waar was, wordt herkend. Het is onmogelijk een zondeloos lichaam te zien, want heiligheid is positief en het lichaam is slechts neutraal. Het is niet zondig, maar evenmin zondeloos. Als niets – wat het is – kan het lichaam niet betekenisvol met kenmerken van Christus of van het ego worden bekleed. In beide gevallen moet het om een vergissing gaan, want elk van beide wil de kenmerken daar plaatsen waar ze niet kunnen zijn. En beide moeten voor de doelstellingen van de waarheid ongedaan worden gemaakt.
5. Het lichaam is het middel waarmee het ego de onheilige relatie een schijn van werkelijkheid probeert te verlenen. Het onheilige ogenblik is de tijd van lichamen. Maar het doel is hier zonde. Het kan alleen in de illusie worden bereikt, en dus strookt de illusie van een broeder als lichaam volkomen met het doel van onheiligheid. Vanwege deze consistentie blijft het middel onaangevochten zolang het doel gekoesterd wordt. Het zien past zich aan de wens aan, want het zicht is steeds ondergeschikt aan het verlangen. En als je het lichaam ziet, heb je voor oordelen gekozen en niet voor visie. Want visie kent, evenals relaties, geen rangorde. Je ziet, of je ziet niet.
6. Wie het lichaam van een broeder ziet, heeft een oordeel over hem geveld, en ziet hem niet. Hij ziet hem niet echt als zondig; hij ziet hem helemaal niet. In het duister van de zonde is hij onzichtbaar. Hij kan slechts in het duister worden ingebeeld, en juist hier houden de illusies die je over hem eropna houdt geen stand tegenover zijn werkelijkheid. Hier worden illusies en werkelijkheid gescheiden gehouden. Hier worden illusies nooit naar de waarheid gebracht, en steeds voor haar verborgen. En hier, in de duisternis, wordt je broeders werkelijkheid ingebeeld als een lichaam dat onheilige relaties met andere lichamen onderhoudt en een ogenblik de zaak van de zonde dient alvorens hij sterft.
7. Er bestaat zonder meer een verschil tussen deze ijdele inbeelding en visie. Het verschil ligt niet in deze zelf, maar in hun bedoeling. Beide zijn slechts middelen, en elk is geschikt voor het doel waarvoor het wordt aangewend. Geen van beide kan het doel van de ander dienen, want elk behelst een keuze van een doel, aangewend ten bate daarvan. Elk van beide is zinledig zonder het doel waartoe het was bestemd, noch wordt het los van die bestemming als iets afzonderlijks gewaardeerd. Het middel lijkt werkelijk, omdat aan het doel waarde wordt verleend. En oordelen heeft geen waarde, tenzij het doel zonde is.
8. Het lichaam kan alleen gezien worden door te oordelen. Het lichaam zien is het teken dat het jou aan visie ontbreekt, en dat je het middel hebt afgewezen dat de Heilige Geest jou biedt om Zijn doel te dienen. Hoe kan een heilige relatie haar doel bereiken via de middelen van de zonde? Oordelen heb jij jezelf aangeleerd; visie wordt geleerd van Hem die jouw onderricht ongedaan wil maken. Zijn visie kan het lichaam niet zien, omdat ze geen zonde kan zien. En zo leidt ze jou naar de werkelijkheid. Jouw heilige broeder, het zien van wie jouw bevrijding betekent, is geen illusie. Probeer hem niet in de duisternis te zien, want jouw voorstellingen over hem zullen daar werkelijkheid lijken. Jij hebt jouw ogen gesloten om hem buiten te sluiten. Dat was je bedoeling, en zolang deze bedoeling een betekenis lijkt te hebben, zal het middel om die te bereiken beoordeeld worden als het zien waard, en daarom zul je niet zien.
9. Je vraag moet niet zijn: ‘Hoe kan ik mijn broeder zonder het lichaam zien?’ Vraag slechts: ‘Wens ik hem werkelijk zonder zonde te zien?’ En vergeet niet, terwijl je dit vraagt, dat zijn zondeloosheid jouw uitweg is uit de angst. Verlossing is het doel van de Heilige Geest. Visie het middel. Want waarnaar de zienden kijken, is zonder zonde. Niemand die liefheeft kan oordelen, en wat hij ziet is vrij van veroordeling. En wat hij ziet heeft hij niet gemaakt, want het werd hem gegeven om het te zien, net als de visie die zijn zien mogelijk maakte.