Onze grondhouding ten opzichte van jongeren wordt bepaald door onze verwachtingen. Nogal eens komen jongeren in de preek aan de orde onder het kopje ‘waarschuwende woorden’. Dan worden er een aantal actuele jeugdzonden genoemd en dan is de boodschap dat jongeren dit vooral ‘niet moeten doen’. Het zijn immers barre tijden; op dit punt zijn ouderen het al eeuwen eens. Laten we er echter voor waken dat we geen vrome farizeeërs kweken, maar de focus richten op geloof en bekering. Leidt jongeren als zondaar tot Christus.
Hoe de tijden ook zijn, feit is dat jongeren tot geloof en bekering dienen te komen. Dit raakt niet alleen tieners en jongvolwassenen, maar daar mogen we vanaf de kindertijd naar uitzien. Andrew Bonar schreef: ‘Gods volk maakt heel vaak deze praktische fout. Ze beweren allemaal te geloven dat de Heilige Geest zielen van elke leeftijd kan bekeren en dat bekering niet te vroeg kan plaatsvinden, terwijl ze geen oog hebben voor de bekering van kinderen met hetzelfde levende geloof, maar wel van hen die rijper in jaren zijn. Zulke gelovigen met een warm hart voor de Heere en Zijn zaak, die zich inzetten voor oudere mensen en pas tevreden zijn met de bekering van hun toehoorders, denken en doen in de praktijk van alledag heel anders als het om kinderen gaat. Ze buiten niet elke gelegenheid uit als het erom gaat dat de kinderen de Heere Jezus aannemen.’ Ook Spurgeon geeft oog voor de bekering van kinderen: ‘Wanneer een kind niet te jong is om verloren te gaan, is het ook niet te jong om gered te worden, en wanneer een kind niet te jong is om te zondigen, kan het evengoed door Gods genade Zijn Woord aannemen en geloven. Het kind, dat het kwade kan leren, is voorzeker niet te jong onder de leiding van de Heilige Geest het goede te leren.’
Wat kinderen raakt, geldt ook voor jongeren. We mogen verwachtingsvol uitzien naar ontluikend geestelijk leven onder jongeren. Meer dan eens werd ik geraakt door wat je zou kunnen duiden als klassieke bekeringen onder jongeren. Nu, jaren later, zie ik hoe ze vruchtdragen in hun gezin en gemeente. De Heere is geen God die Zich enkel bezighoudt met volwassenen, integendeel. Velen komen jong tot Christus en vinden heil bij God.
Relationeel werken was de afgelopen decennia zo’n beetje hét focuspunt in kerkelijk jeugdwerk. Onze jongeren persoonlijk kennen, spreken en bij de hand nemen. Hiervoor hebben we allerhande structuren opgezet, denk aan het Mozesmodel (mentoraat) en andere vormen van georganiseerd persoonlijk contact. Nogal wat collega-predikanten en ouderlingen proberen rondom hoogtepunten in het leven van jongeren contact te leggen. Bijvoorbeeld door hen te bezoeken rondom het examen, of bij het bereiken van een bepaalde leeftijd (14, 16 of 18 jaar). In grotere gemeenten wordt het moeilijk om iedereen persoonlijk te kennen, daar zien we dat jeugdleiders contactmomenten organiseren als een vorm van mentoraat. Onverminderd geloof ik dat het belangrijk is dat we jongeren persoonlijk kennen en dat er structuur nodig is om dit te faciliteren. Wat je niet organiseert, blijft achterwege. Bij huisbezoek en ouderenpastoraat zeggen we immers ook niet: ‘We hopen maar dat we eens een goed gesprek zullen krijgen, mocht het eens zo vallen.’ Nee, we pakken de telefoon, plannen afspraken en gaan op bezoek. Dat doen we jaar op jaar. Er is dus niets activistisch aan jongerenpastoraat. Wie dat wel stelt, moet de pastoraal werker voor ouderen ook tegen het licht houden.
Betekent dit dat jeugdpastoraat leidt tot opzienbarende bekeringen? Graag zou ik er een vraag achteraanstellen; zien we dat ouderenpastoraat doorgaans leidt tot opzienbarende bekeringen? Waar we aan de ene kant van het spectrum terughoudendheid zien ten aanzien van jeugdpastoraat, in de zin van ‘wordt het dan niet al te gefocust?’, daar zien we aan de andere kant een wat overspannen houding. Dan overheerst de gedachte dat óns gesprek met déze jongeren nú vooral effect moet gaan sorteren. Zo niet, dan zijn we teleurgesteld. Wanneer ik als dominee zo wekelijks de preekstoel zou opgaan, was ik al snel uitgeblust. Dan leggen we namelijk het uitgangspunt bij onszelf. Mijn inspanning voor deze persoon moet dan het verschil maken. We zien immers graag resultaat. Aan deze gefocuste houding dienen we te sterven, althans dat is mijn ervaring. Er zijn jongeren met wie ik een bijzonder goede relatie heb opgebouwd door de jaren heen, maar die toch de wereld verkiezen boven Christus. Alle gesprekken ten spijt. Die draag ik nu mee in mijn gebeden. Het zaad ligt in de akker. We moeten God, God laten. Het is niet ons Koninkrijk, maar dat van Hem. Hij staat in voor de oogst, op Zijn tijd en manier. Wat geloof je van de Heilige Geest?
Door de jaren heen ben ik ambtsdragers en jeugdleiders tegengekomen met wie ik warme contacten opbouwde, door heel het land. Mensen met hart voor jongeren. Wanneer het kwam op het onderwerp ‘stille tijd’, deed ik echter soms een onthutsende ontdekking. Namelijk dat deze ambtsdragers en jeugdleiders zelf nauwelijks persoonlijke tijd voor gebed en Bijbellezen kenden. Alleen als het stormde in hart en leven wist men de binnenkamer te vinden. En weet je, die tijden heb ik ook gehad in de jaren dat ik avond na avond op pad was als jeugdwerkadviseur in ons kerkgenootschap. Veel vuur en weinig omgang. Meer bidden met de handen op het stuur, dan op de knieën voor een stoel thuis. Een oudere man zei eens tegen me: ‘Pas je op dat je niet als het ware met de helikopter landt bij de avondmaalstafel?’ U vindt dat misschien een wat schokkende uitspraak – dat is het ook, maar hij trof me toen diep. Waarom? Omdat we zo in de roes van ons dienen bezig kunnen zijn, dat de persoonlijke omgang met de Heere erbij inschiet. Dat is schadelijk voor het persoonlijk geestelijk leven en legt ons bloot voor allerhande verleidingen. Om het hart van jongeren bid ik dat elke ambtsdrager en jeugdleider de persoonlijke omgang met de Heere boven alles stelt. Anders zijn we prooi voor de duivel, die het toch al op ons voorzien heeft.
De vrucht daarvan is dat je bidden en Bijbellezen ook aandacht gaat geven in de omgang met jongeren. Je merkt aan een leidinggevende of hij vanuit omgang met Christus leeft. Niet vanwege zijn praatjes, maar vanwege zijn focus. Een leidinggevende in Doornspijk leerde mij de kernvraag te stellen: ‘Is er een Lam geslacht deze clubavond?’ Met andere woorden; draaide het om Christus alleen? Jongeren merken dan aan je dat ze niet tot de zoveelste activiteit worden aangezet (in de sfeer van ‘dit mag niet, dat moet wel’), maar dat je verlangt dat ze verzoening vinden aan de voet van het kruis. Door het Woord!
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het HHK-blad Zicht op de kerk.